Hun harten zijn bedekt

10420

Toen de tegenstanders van de Profeet niets meer konden verzinnen om zijn overtuigende Boodschap tegen te spreken, kozen zij ervoor om zich te verschuilen achter een absurd excuus. Zij zeiden namelijk dat hun harten bedekt zijn en dus ondoordringbaar voor het geloof. Deze uitspraak deden zij om de waarheid niet te hoeven accepteren. Maar Allah liet in de Koran weten welke redenen daadwerkelijk geleid hebben tot hun ongeloof, namelijk hun opstandigheid en hoogmoed. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En zij zeiden: “Onze harten zijn bedekt.” Welnee! Allah vervloekte hen vanwege hun ongeloof. Weinig (van hen) zijn het die geloven.

(Soerat al-Baqarah: 88)

“Waarlijk, (wat betreft) degenen die niet geloven, voor hen is het hetzelfde of jij (o Mohammed) hen waarschuwt of hen niet waarschuwt. Zij zullen niet geloven. Allah heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en op hun ogen is een bedekking (geplaatst). En voor hen is er een geweldige Bestraffing.”

(Soerat al-Baqarah: 6-7)

“Ik zal degenen die zich onterecht hoogmoedig op de aarde opstellen afhouden van (het begrijpen van) Mijn Verzen. En (zelfs) als zij alle tekenen zien, zullen zij er niet in geloven. En als zij de Weg van Leiding zien, zullen zij deze Weg niet nemen. Maar als zij de weg van het slechte zien, zullen zij die weg nemen. Dat is omdat zij Onze Verzen hebben verloochend en er onachtzaam mee omgingen.”

(Soerat al-Aʿraaf: 146)

“En voorzeker, Wij hebben voor de mensen in deze Koran alle voorbeelden gesteld. Maar als jij met een teken tot hen komt, dan zullen degenen die niet geloven zeker zeggen: “Jullie volgen niets anders dan valsheid.” Op deze manier verzegelt Allah de harten van degenen die niet weten.”

(Soerat ar-Roem: 58-59)

(En Wij hebben hen vervloekt) wegens hun schending van hun verbond en het verloochenen van de Verzen van Allah, en het onrechtmatig doden van de Profeten, en (wegens) hun uitspraak: “Onze harten zijn bedekt.” Welnee! Allah heeft deze (d.w.z. hun harten) verzegeld vanwege hun ongeloof. En zij geloven niet, behalve in een geringe mate.”

(Soerat an-Nisaa’: 155)